Historie van de kerk

Geschiedenis

Hoewel Oldehove in een wierdelandschap ligt, staat de 13e-eeuwse kerk niet op een wierde, maar op een natuurlijke verhoging in het landschap.

De kerk heeft koepelgewelven, een recht gesloten koor en vier traveeën. Per travee hadden de zijmuren twee rondboogvensters, geflankeerd door twee gelijkvormige spaarvelden. De oorspronkelijke verdeling van ramen en spaarvelden is aan de noordzijde het best bewaard gebleven. Daar worden ook de traveeën gescheiden door forse lisenen. De westelijke travee werd opgeofferd voor de bouw van de toren. De 15e-eeuwse zadeldaktoren heeft galmgaten met gotische spitsbogen en een drietal spaarnissen met nonnenkoppen in de topgevels. In 1664 vond er een groot kerkherstel plaats; waarschijnlijk werd een nieuwe oostmuur op het oude fundament geplaatst, de zuidmuur beklampt en van grote ramen voorzien, oude vensters en ingangen dichtgezet en kreeg de toren een zuidingang met classicistische omlijsting. Er werd gebruik gemaakt van de restanten van het kloostercomplex Sint-Bernardus te Aduard, dat 80 jaar daarvoor verwoest was.

De kerkruimte kreeg in de 17e eeuw een houten tongewelf in plaats van gemetselde gewelven; tijdens de restauratie is de oorspronkelijke blauwe kleur opnieuw aangebracht en zijn de sleutelstukken rood geschilderd. In de noordmuur zijn sporen van muraalbogen zichtbaar. De preekstoel stamt waarschijnlijk uit de periode van het kerkherstel en is vermoedelijk daarna meerdere malen vernieuwd. Het orgel stamt uit 1903 en is in 1971 gerestaureerd. De luidklok is afkomstig uit de afgebroken kerk van Oterdum.

In de kerk zijn diverse sporen van voorname families uit de regio te vinden. Boven de nieuwe zuidingang (1664) zijn boven een gedenksteen – “Dit is de poorte des hemels” – diverse familiewapens aangebracht, onder andere van de Ripperda’s.  Andere sporen zijn te vinden in het interieur: op de collatorenbank uit 1650 staan wapens van De Mepsche en Vicheringe, de fraaiste herenbank was voor de bewoners van de Englumborg. Tijdens restauratiewerkzaamheden in 1969 werden twee grafkelders blootgelegd, waarvan één met een versierde zandstenen tombe voor de gravin van Cobentzel, vrouw van een Ripperda.